Het positieve momentum dat de beurzen in januari nieuwe recordhoogtes deed ontdekken, werd
ook gedurende februari rustig verdergezet. Zo steeg de Amerikaanse S&P 500-index (in dollar) door met 5,17% waardoor de bekende aandelenkorf de symbolische grens van 5000 punten wist te doorbreken. De Europese Stoxx 600 ging er de voorbije maand met 1,84% op vooruit en trok zich zo ook op tot een voorheen onontdekte hoogte.
Nog steeds waren het enkele zwaargewichten die het voortouw namen in die beursklim. De meest opvallende aandelenbeweging kwam zonder twijfel van AI-chipontwikkelaar NVIDIA, wiens kwartaalcijfers opnieuw beter waren dan de al hooggespannen verwachtingen. Nooit eerder voegde een aandeel op één handelsdag meer dan 270 miljard Amerikaanse dollar toe aan zijn marktkapitalisatie. Opmerkelijk genoeg werd het vorige record nog maar pas aan het begin van
de maand gebroken toen het aandeel van Facebook-moeder Meta Platforms na publicatie van de kwartaalresultaten zo’n 20% opveerde, goed voor ongeveer 200 miljard dollar aan bijkomende beurswaarde.
De tijd van de ‘Magnificent 7’ lijkt evenwel voorbij. Zowel Tesla, Apple als Alphabet staan ondertussen aan lagere beurskoersen dan aan de start van het jaar. Evenmin kunnen we dit jaar al
spreken van een breed gedragen beurshausse. Het blijft met andere woorden een enigszins geconcentreerde groep uitmuntend presterende aandelen die een onderliggende meer onzekere
aandelenmarkt maskeert. Dankzij meevallende resultaten van bedrijven uit diverse sectoren
verbreedde de aandelenrally enigszins in februari ondanks de teruggefloten marktverwachtingen
over nakende renteverlagingen.
Immers, nadat verschillende FED- en ECB-leden in januari al waarschuwden voor de sterk uiteengelopen renteverwachtingen van de markt enerzijds en de centrale banken anderzijds, verraste FED-voorzitter Powell begin februari met een eerder zeldzaam interview op het veelbekeken tv-programma ’60 Minutes’. Op zich inhoudelijk niets nieuws onder de zon, al bleek het voor Powell toch van belang om opnieuw geduld te vragen voor eventuele renteverlagingen. De veerkracht van de Amerikaanse economie zou de centrale bank namelijk de tijd en ruimte gunnen om verder bewijs van een structurele inflatiedaling richting de beoogde 2% af te wachten. Het veel sterker dan verwachte Amerikaanse jobrapport, dat daags na de tv-opname werd gepubliceerd, ondersteunde zijn visie. Het tegengewicht komt van een aantal regionale banken met een grote blootstelling aan het in het slop geraakte commercieel vastgoed, al stelde Powell er gericht mee bezig te zijn. Die banken kwamen net door de forse rentestijgingen en de waardeverminderingen van het in pand
gegeven vastgoed in de knoei.
In plaats van zes verwacht de markt ondertussen nog slechts vier renteverlagingen in 2024, waarvan de eerste pas zou volgen in juni in plaats van maart. De Amerikaanse tienjaarsrente steeg bijgevolg doorheen februari met bijna 30 basispunten tot ongeveer 4,2%. In tegenstelling tot de favoriete inflatie-graadmeter van de Amerikaanse centrale bank, waarvan de laatste meting in lijn lag met de verwachting, bleek de kerninflatie in de eurozone (3,1%) hardnekkiger dan verwacht (2,9%). Vandaar dat ook de verwachtingen rond het monetaire beleid van de ECB wat werden teruggeschroefd en de Duitse tienjaarsrente opnieuw een niveau van 2,4% aantikte. Voor de ‘Wirtschaft Deutschlands’ lijkt het evenwel van kwaad naar erger te gaan, waardoor enige financiële zuurstof wellicht niet al te lang meer op zich zal mogen laten wachten.