Rentedalingen stuwen beurzen hoger in september

September is historisch genomen de maand met de zwakste beursprestaties. Een hardnekkige, maar weinig genuanceerde beurswijsheid die men best niet hanteert als betrouwbaar en richtinggevend beleggingsadvies. De Amerikaanse S&P 500 steeg de voorbije maand immers met 2,02% (in USD) en eindigde zo alweer op een kersverse all-time high. Ook de Europese Stoxx 600 tikte een nieuwe recordhoogte aan, maar zakte er op de laatste dag van de maand net onder.

De beursprestatie werd tamelijk breed gedragen, al waren het voornamelijk de conjuncturen rentegevoelige sectoren die erop vooruit gingen. Dat was het directe gevolg van enkele monetaire versoepelingen die de centrale banken doorvoerden. Zo liet de Europese Centrale Bank (ECB) de depositorente opnieuw met 25 basispunten tot een niveau van 3,50% dalen en pakte de Federal Reserve (FED) uit met een eerste rentedaling van meteen 50 basispunten tot een niveau tussen 4,75% en 5%.

De gevoelige interventie van Powell & Co kwam voor menig marktwaarnemer toch wat onverwacht. De Core PCE-prijsindex, de favoriete inflatiemaatstaf van de FED, steeg in augustus immers opnieuw lichtjes tot 2,7%. En ondanks dat enkele indicatoren wijzen op een afkoelende arbeidsmarkt, blijft die nog steeds erg solide met een werkloosheidsgraad van slechts 4,2%. Ook bleek uit de inkoopmanagersindexen (PMI) dat de Amerikaanse economie zich nog steeds in expansiemodus bevindt, te danken aan een sterke dienstenindustrie, en niettegenstaande een licht krimpende maakindustrie.

Er leek bijgevolg niet meteen veel haast bij om ingrijpende maatregelen te nemen, woorden die Jay Powell op een conferentie op het einde van september ook zelf in de mond nam: “This is not a committee that feels like it is in a hurry to cut rates quickly”. De financiële markten reageerden evenwel tevreden, en zagen de kans op een zachte landing alweer wat toenemen.

Voor het eerst in meer dan twee jaar tijd steeg de Amerikaanse tienjaarsrente eveneens boven de tweejaarsrente uit, wat resulteerde in een normalisering van de geïnverteerde rentecurve.

Het blijft hoe dan ook een moeilijke evenwichtsoefening voor de centrale banken om enerzijds het monetair beleid lang genoeg restrictief te houden om de inflatie volledig te temmen, en anderzijds het beleid voldoende tijdig te versoepelen zodoende de economie niet te veel schade toe te brengen. Zeker gezien het resultaat van de rentewijzigingen pas met enkele maanden vertraging duidelijk wordt.

Terwijl de Amerikaanse economie nog goed standhoudt, gaat het met de Europese economie al een tijdje iets moeilijker, wat opnieuw beter zichtbaar werd nu de tijdelijke boost als gevolg van de Olympische Spelen weer is weggeëbd. De inflatie zette evenwel haar traject richting 2% gestaag verder, voornamelijk te danken aan de gedaalde olieprijzen. Ondanks de escalatie van de conflicten in het Midden Oosten, bleef de prijs van een vat ruwe olie (Brent) schommelen rond de 75 dollar. De rentedaling van de ECB kwam in dat opzicht dan ook niet echt onverwacht.

Ten slotte werden de aandelenmarkten wat opgebeurd door een hele reeks economische stimuleringsmaatregelen die de Chinese overheid in het leven riep om hun noodlijdende economie opnieuw aan te wakkeren. Het gaat onder meer over een daling van de beleidsrente, een daling van de rente op lopende woonkredieten, en een verlaging van de minimale reservevereisten voor Chinese banken. De hoop is dat die maatregelen de consumptie weer zullen aanzwengelen. Weet dat de groeivooruitzichten van veel westerse bedrijven ook afhangen van de Chinese consument. Aan de forse stijging (+23,4%) van de Shanghai Stock Exchange-index te zien, lijken de maatregelen op zijn minst hoopgevend te zijn.

 

Artikels zoals deze rechtstreeks in jouw mailbox ontvangen via de maandelijkse Next Gen nieuwsbrief? Schrijf je hieronder in: