Voor de vijfde maand op rij hadden de aandelenmarkten de wind in de zeilen. Zo steeg de Amerikaanse S&P 500 (in dollar) met 3,10%, terwijl de Europese Stoxx 600 doorheen de lentemaand met 3,65% toenam. Deze keer waren het niet de grote AI-gerelateerde technologiebedrijven die de
weg vrijmaakten voor nieuwe recordhoogtes, maar waren voornamelijk de energie- en nutssectoren de drijvende krachten achter de aangehouden uitstekende beursprestaties. De olieprijs steeg in de voorbije maand immers met zo’n 10% tot net geen $ 90 per vat, gedreven door hernieuwde productiequota vanwege oliekartel OPEC+ enerzijds en verder opgelopen geopolitieke spanningen anderzijds. Zo voerde Oekraïne droneaanvallen uit op Russische olieraffinaderijen en bombardeerde het Israëlische leger de Iraanse ambassade in Syrië. Een verdere escalatie van beide conflicten zou mogelijk leiden tot hevige verstoringen aan de aanbodzijde van de oliemarkt, een vrees die zich de afgelopen maand al vertaalde in hogere olieprijzen, en zo ook in stijgende aandelenkoersen van de Exxons en Shells van deze wereld. Daarnaast scheerde ook de prijs van het als ‘veilige haven’ beschouwde goud nieuwe toppen, dat de maand eindigde op een allerhoogste niveau ooit, namelijk $ 2.232,38 per ons. Die stijging werd deels gedreven door diezelfde geopolitieke conflicten, alsook door een hoge lokale vraag in China, waar beleggers een waardig alternatief zoeken voor de in het slop geraakte vastgoed- en aandelenmarkten.
Ook de macro-economische verwachtingen speelden voor die goudhausse een niet te vergeten rol. Zo kwamen de Amerikaanse inflatiecijfers, net zoals de maand voordien, hoger uit dan verwacht terwijl de werkloosheidsgraad nog steeds onder 4% bleef en de diensten- en de maakindustrie zich nog steeds in expansiemodus bevonden.
Waar de financiële markten zich aan het begin van het jaar nog in volle opwinding verheugden op zes rentedalingen van 25 basispunten elks, blijven daar nu, alle kansen en verwachtingen in rekening genomen, nog 2,7 rentedalingen van over. Ofwel, een totale rentedaling van ongeveer 68 basispunten. De slinger der renteverwachtingen zwaaide zo van overmoed naar nederigheid, zodat de markt nu minder rentedalingen in het vooruitzicht stelt dan de Federal Reserve zelf signaleert. De aandelenmarkten bleven er desondanks stoïcijns kalm bij. De goudbeleggers legden de daaruit resulterende sterkere dollar en de hoger renderende beleggingsalternatieven in de vorm van risicoloze staatsleningen even naast zich neer, en hielden hun focus op het recessiespook dat zijn aanwezigheid nogmaals liet voelen in de vorm van een te lang aangehouden economieverstikkend monetair beleid. In de eurozone kwamen de inflatiecijfers dan weer lager uit dan verwacht, terwijl de samengestelde PMI ondanks een verbetering toch nog steeds wees op een economische krimpmodus. Het zou niet verwonderlijk zijn dat de ECB, als Lagarde & Co het aandurven, de rente eerder zullen laten dalen dan de FED.