De centrale banken blijven de rente doorgaans optrekken tot er ergens in de economie iets breekt,
zo luidt de wijsheid van menig econoom. Dat punt leek in maart bereikt, met de val van het cryptogelieerde Signature Bank, de teloorgang van tech-geldschieter Silicon Valley Bank en de door de Zwitserse overheid georkestreerde overname van het door schandalen geplaagde Credit Suisse door Paradeplatz-overbuur UBS.
Vergeleken met de snelheid waarmee voornoemde banken hun bestaan zagen afgerond, bleef de
domino van de Amerikaanse First Republic Bank wankelen doorheen de paasmaand om vervolgens
definitief in handen te vallen van JPMorgan Chase. De grootste bank van de Verenigde Staten
onderlijnt daarmee wederom haar status als ‘too-big-to-fail’ en wakkerde het sinds de financiële crisis van 2008 gevoerde debat omtrent de risico’s van systeembanken weer stevig aan.
De onrust in bankenland lijkt dus voorlopig nog niet achter de rug. Hoewel de recente bankenfalingen toegeschreven kunnen worden aan unieke risico’s en omstandigheden, is het afwachten in hoeverre het sentiment rond voornamelijk de kleinere, regionale banken onder controle blijft en de overheveling van deposito’s richting grootbanken niet ontspoort. De snelle tussenkomst
van de overheden, erop gericht om verdere financiële besmetting en een daaruit resulterende
bankenpandemie te voorkomen, is dan ook niet verwonderlijk.
Ook de banken zelf houden in dit onzekere klimaat wellicht hun adem even in, wat zich mogelijk
zal vertalen in strengere kredietvoorwaarden met een zwakkere economische groei tot gevolg. De banken nemen zo het werk van de centrale banken, die via hogere rentes zelf trachten de economie af te koelen en de inflatie te temperen, gedeeltelijk over.
Een pauzering van de renteverhogingen is daarmee opnieuw iets waarschijnlijker, net als de kans op een (milde) recessie. De Amerikaanse tienjaarsrente stond op het einde van april ruim een halve
procentpunt lager ten opzichte van begin maart (3,45 %) terwijl ook de rente op Duitse staatsleningen met 40 basispunten daalde tot 2,32 %. De aandelenbeurzen kregen daarmee voldoende zuurstof om april positief te eindigen. De STOXX Europe 600 steeg 1,92 % terwijl de S&P 500 1,46 % opveerde. De Dollar Index bleef nagenoeg stabiel maar de munt verzwakte wel lichtjes ten opzichte van de euro. De prestaties van de beursbarometers worden evenwel niet breed gedragen. Onderliggend worden ze voornamelijk gestut door de grote technologiespelers zoals
Microsoft, Apple, Amazon en consoorten. Zij genieten van o.a. de teruggevallen rente, meevallende kwartaalresultaten, een beperkte afhankelijkheid van bankfinanciering en het positieve beurssentiment rond artificiële intelligentie.
De centrale bankiers Powell en Lagarde staan voor een uitdagende evenwichtsoefening. De
kerninflatie bevindt zich zowel in de Verenigde Staten als in Europa ver boven de doelstelling van
2%, terwijl de werkloosheid op een historisch laag niveau ligt.
De daverende grond waarop de banken zich begeven, wordt ongetwijfeld opgepikt door de
seismografen van de FED en de ECB, wat kan leiden tot een voorzichtigere houding van de centrale
bankiers. Zolang de prijsstabiliteit niet bereikt is, bestaat het gevaar dat er te weinig monetaire
verstrakking wordt doorgevoerd.
Naar alle waarschijnlijkheid zullen zowel de Europese als de Amerikaanse centrale bank deze week een renteverhoging van 25 basispunten doorvoeren. De markten zullen met veel belangstelling de begeleidende woorden van Powell en Lagarde onder de loep nemen om de verdere beleidsintenties te ontrafelen.