Aprilse beursgrillen

De onverstoorbare beursrally van de voorbije maanden die de aandelenmarkten nieuwe recordhoogtes deed opzoeken, moest in april dan toch even op adem komen. De Amerikaanse S&P 500 daalde in dollar met 4,16%, terwijl de Europese Stoxx 600 met een bescheidenere daling van 1,52% beter standhield.

De technologiebedrijven delfden deze keer het onderspit voor de defensievere sectoren zoals nutsbedrijven en non-cyclische consumptiegoederen. Enigszins teleurstellende kwartaalresultaten en/of daarmee gepaarde managementvooruitzichten bij enkele AI-gelieerde bedrijven temperden het beursenthousiasme rond dat type aandelen. Zo sleurde het orderboekje van ASML* (-6,7%), dat minder gevuld was dan menig analist had gehoopt, nagenoeg de ganse halfgeleidersector in correctiemodus.

Los van de reacties op kwartaalrapporten woog ook de almaar stijgende langetermijnrente op de koersen van voornamelijk de groeibedrijven. De hoge waarderingen van die bedrijven hangen immers voor het grootste gedeelte af van de geprojecteerde winsten, die zich (soms erg ver) in de toekomst bevinden. Hoe hoger de risicovrije rente, hoe minder die verwachte winsten vandaag waard zijn.

Ondanks de koerscorrecties van april blijft het verwachte rendement op aandelen ten opzichte van dat op tienjarige staatsleningen historisch aan de lage kant. Tegenover het hogere risico verbonden aan aandelen staat op heden met andere woorden een relatief matige vergoeding. Iets om bedachtzaam mee om te springen nu de Amerikaanse Centrale Bank op een paar maanden tijd een pirouette van 360 graden draaide en in navolging van stokkende inflatiecijfers en aanhoudend sterke jobrapporten het adagium ‘hoger voor langer’ nieuw leven inblies. Dat ondanks de inkoopmanagersindexen een verzwakking vertoonden en de groei van het Amerikaanse BBP heel wat lager uitkwam dan verwacht.

De markt gaat ondertussen nog slechts uit van één, misschien twee, rentedalingen in 2024. De tienjaarsrente op Amerikaanse staatsleningen steeg zo doorheen april met bijna een halve procentpunt tot ongeveer 4,68%. De Europese inflatiecijfers bleven zich in tegenstelling tot de Amerikaanse wel in de juiste richting begeven. Daarnaast benadrukte Lagarde ook nog eens dat het beleid van de Europese Centrale Bank niet gebonden is aan dat van de Federal Reserve. Mits de geopolitieke situatie niet verder in de foute richting evolueert, wordt een zomerse Europese rentedaling zo steeds aannemelijker.

Nochtans is het niet bepaald de gewoonte van de ECB om haar beleid te laten wegdrijven van dat van de Amerikanen, waarvan men ondertussen pas een eerste rentedaling verwacht naar het jaareinde toe. Hoe hoger de Amerikaanse beleidsrente ten opzichte van de Europese, hoe sterker de dollar ten opzichte van de euro. Dit zou de export van Europese bedrijven kunnen aanzwengelen, maar anderzijds ook opnieuw inflatie kunnen importeren. Het is afwachten of Lagarde deze acrobatische koorddans op een gebalanceerde manier tot een goed einde zal kunnen brengen.

Artikels zoals deze rechtstreeks in jouw mailbox ontvangen via de maandelijkse Next Gen nieuwsbrief? Schrijf je hieronder in: