De bijeenkomst van de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, in september markeerde een omslag in de monetaire politiek van de (vooralsnog) grootste economie in de wereld.
Tijdens de vergadering van 18 september verlaagde de Federal Reserve de rente met 0,5 %. Het was de eerste renteverlaging in meer dan vier jaar. Opmerkelijk is ook de grootte van de stap.
Kleine terugblik
De coronacrisis, die in 2020 begon, duwde de centrale banken in een opmerkelijke rol. Grote delen van de economie kwamen immers tot stilstand waardoor de omloopsnelheid van het geld sterk vertraagde. Om dit te counteren werden duizenden miljarden dollars, euro’s, ponden en andere munten gecreëerd. Om de economie gaande te houden werd de rente in de V.S. en de eurozone (en bij uitbreiding Europa) tot 0% en zelfs lager teruggebracht. Het leidde tot een periode van ongeziene negatieve rentes in de V.S., maar vooral in de eurozone en Japan.
De geleidelijke heropstart van de economie verliep met horten en stoten. De beperkte beschikbaarheid van een hele reeks goederen veroorzaakte productieproblemen die zowat elke sector troffen. Een belangrijk gevolg van de schaarste was dat de prijzen snel begonnen te stijgen.
Voor Europa kwam daar begin 2022 de inval van Rusland in Oekraïne bij. Vanwege de sancties zag Europa zich afgesneden van goedkoop Russisch aardgas, wat de energieprijzen én de inflatie deed ontploffen.
De V.S. die, dankzij schalieolie en -gas, energieonafhankelijk zijn, werden veel minder getroffen door de dure energie.
De centrale banken, die aanvankelijk verwachtten dat de inflatie snel zou afnemen, moesten zich reppen en verhoogden stapsgewijs de kortetermijnrente tot de hoogste niveaus in meer dan twintig jaar.
In 2023 begon ook de langetermijnrente aan een flinke klim. De periode van negatieve rentes was daarmee definitief afgesloten. Het was de eerste stap in de normalisatie van de rentes in de wereld. Toch waren ze nog verre van normaal, want de kortetermijnrente bleef vlot hoger dan de langetermijnrente. De stijging van de langetermijnrente bracht een hele reeks regionale banken in de V.S. in moeilijkheden. Dat leidde tot de grootste bankfaillissementen sinds de bankencrisis van 2008.
In oktober 2023 piekte de Amerikaanse rente op 10-jarige staatsleningen boven 5 % en die op de Duitse rond 3 %, de hoogste niveaus sinds respectievelijk 2007 en 2011! Daarop reageerden toplui van de Federal Reserve met verklaringen dat het einde van de verhogingen van de kortetermijnrente ten einde was, omdat de ‘markt een deel van het werk van de centrale bankiers had gedaan’. Lees: de hogere langetermijnrente had een voldoende remmend effect op de groei. Inderdaad, als gevolg van de gestegen langetermijnrente was ook de hypotheekrente in de V.S. op de hoogste niveaus sinds 2007 beland, wat de vraag naar nieuwe woningen afkoelde.
De financiële markten onthaalden de woorden van de bobo’s van de Federal Reserve met veel enthousiasme. De langetermijnrente viel helemaal terug naar de niveaus van begin 2023 en in een beweging anticipeerden beleggers dat de rente in het lopende jaar liefst zes keer zou verlaagd worden.
Dat was buiten de hardnekkige inflatie gerekend. Niet zozeer de brede inflatie was het probleem. Vooral de kerninflatie, die geen rekening houdt met voedings- en energieprijzen, bleef hardnekkig boven 3 % uitkomen. De start van de renteverlagingen werd dan ook vergadering na vergadering van de Federal Reserve voor zich uitgeschoven.
Uiteindelijk was het nog de Europese Centrale Bank die in juni als eerste de rente verlaagde. Een aantal bestuurders had zich in aanloop naar de vergadering in juni zo zwaar voor een renteverlaging geëngageerd, dat de E.C.B. niet anders kon dan de rente te verlagen, al wezen enkele indicatoren op een blijvend hardnekkige inflatie. Het was dan ook met tegenzin dat de openingszet gebeurde.
Uiteindelijk gaf voorzitter Powell van de Federal Reserve op de jaarlijkse hoogmis van de centrale bankiers in Jackson Hole aan dat de inflatie voldoende duurzaam gedaald was om een renteverlaging in september te verantwoorden.
Toch bleef de markt tot bij de bekendmaking in het ongewisse over de omvang van de rentedaling. In normale omstandigheden bedienen de centrale bankiers zich van stappen van 0,25%. Het werd een ongewoon sterke 0,5%. Dat dit door de markt niet geïnterpreteerd werd als een teken dat de economische groei in de V.S. zeer sterk vertraagt is te danken aan de sussende woorden van voorzitter Powell die de markt verzekerde dat zulke grote stappen uitzonderlijk zijn en dat de rente hoger zal blijven dan we de laatste decennia gewoon zijn.
De weg naar beneden is ingezet
Afgaande op wat de directeuren van de Federal Reserve zelf naar voor schuiven voor de komende periode, kan er nog een halve procent van de Amerikaanse rente over de rest van het jaar.
De weg verderop is meer in mist gehuld. Die zal deels afhangen van wie de V.S. gaat leiden de komende vier jaar. Het door Trump beloofde beleid is in principe zeer expansief, wat tot bijkomende tekorten zal leiden. Het beperken van immigratie in de V.S. zal ook leiden tot opwaartse druk op de lonen. Er zijn immers onvoldoende nieuwe arbeidskrachten voor handen om de verdere groei van de economie te ondersteunen.
Het voornaamste effect van de rentedaling in de V.S. is dat de rentecurve zich versnelt normaliseert. Jarenlang was de kortetermijnrente (veel) hoger dan de langetermijnrente. Tot diep in 2024 lag het laagtepunt van de rentecurve op 10 jaar. Dat punt ligt recent op 3 jaar. Verdere verlagingen van de rente zullen de rentes op het korte eind verder drukken en de normalisatie versterken. Een verdere verlaging van de kortetermijnrente hoeft zich niet te vertalen in een dalende langetermijnrente. De anticipatie hierop heeft reeds plaatsgevonden. Met een inflatie van 2 % tot 3 % op jaarbasis is er met een 10-jarige rente op staatsleningen van 4 % helemaal niets mis. Beleggen op langere termijnen impliceert immers meer risico’s die een vergoeding eisen in de vorm van een premie bovenop de inflatie.
Ook in Europa is het debat over de verdere verlaging van de rente binnen de raad van bestuur van de E.C.B. nog niet helemaal beslecht, al is de Amerikaanse omslag een belangrijke stimulans. Te lang het been stijf houden dreigt de euro tegenover de dollar duurder te maken. Dat zet het inflatiecijfer via de duurdere import onder opwaartse druk. Daarenboven worstelen de industriële sectoren in Europa in het algemeen en Duitsland in het bijzonder met een verminderde concurrentiekracht in de wereld. De stemmingsindicatoren in de verwerkende nijverheid staan op onweer. Ook dat pleit in het voordeel van verdere renteverlagingen.
Besluit
Meer nog dan het begin van de cyclus van renteverlagingen in de V.S. en Europa lijken de rentemarkten voor het eerst in meer dan vijftien jaar in hun normale plooi te vallen. Geleidelijk aan zijn de vergoedingen op de langere termijnen beduidender dan op kortere looptijden. Voor het eerst in meer dan twee jaar lag de rente in de loop van de maand september op tweejarige Duitse staatsleningen lager dan die op de tienjarige. Nieuwe renteverlagingen door de centrale banken zullen ook de rentes op de kortste looptijden verder drukken.
Daarmee wordt het ‘oude normaal’, dat van voor 2008, weer het ‘nieuwe normaal’.
Lees hier de volledige DLJ van oktober 2024.
blogpost over Vermogensbeheer