In een recent standpunt spreekt VLABEL (de Vlaamse Belastingdienst) zich uit over de gevolgen van de vermenging van banktegoeden na het overlijden van een echtgenoot voor de erfbelasting bij het latere overlijden van de andere echtgenoot.
Waarover gaat het?
Wanneer echtgenoten gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel, worden de gemeenschappelijke goederen na het overlijden van de eerste echtgenoot soms niet verdeeld tussen de erfgenamen, maar wel in het bezit gelaten van de langstlevende echtgenoot. Dat leidde in het verleden regelmatig tot ongewenste fiscale gevolgen bij het latere overlijden van de langstlevende. VLABEL
verduidelijkt nu hoe die dubbele belasting kan vermeden worden.
Een voorbeeld
Marcel en Maria zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel (gemeenschap van aanwinsten) en hebben twee kinderen. Bij het overlijden van Marcel is er een gemeenschappelijke bankrekening ter waarde van 100.
Tenzij er voorzien is in een afwijkende regeling (bijvoorbeeld via huwelijkscontract of testament), verkrijgt Maria daarvan 50 in volle eigendom. De andere 50 behoort tot de nalatenschap van Marcel en wordt onderworpen aan erfbelasting. De helft die in de nalatenschap valt, komt toe aan Maria in vruchtgebruik en aan de kinderen in blote eigendom. Maria zal dus van de gemeenschappelijke bankrekening 50 in volle eigendom verkrijgen en 50 in vruchtgebruik. De rest komt toe aan de kinderen in blote eigendom.
In principe wordt de bankrekening na het overlijden verdeeld zodat alle erfgenamen hun deel krijgen. In de praktijk gebeurt het soms dat de erfgenamen beslissen om de banktegoeden volledig op naam van de langstlevende te zetten. Dat gebeurt meestal met de beste bedoelingen. De kinderen willen immers dat de langstlevende echtgenoot optimaal kan genieten van het vermogen dat de echtgenoten samen hebben opgebouwd. Men is er zich echter niet altijd van bewust dat dat fiscale consequenties kan hebben.
Wanneer de gemeenschappelijke bankrekening ter waarde van 100 euro in onderling overleg tussen de erfgenamen volledig op naam van Maria geplaatst wordt, bestaat het risico dat er opnieuw erfbelasting wordt geheven op de totaliteit wanneer Maria later overlijdt. De banktegoeden van Maria en die van de kinderen zijn namelijk vermengd geraakt. Dat leidt tot economische dubbele belasting, want een deel van die tegoeden komt immers toe aan de kinderen en werd al belast bij het overlijden van Marcel.
Bewijs van niet-verdeling
In het recente standpunt verduidelijkt VLABEL hoe men die dubbele belasting na het tweede overlijden kan vermijden en hoe de notaris dat moet opnemen in de aangifte nalatenschap. De erfgenamen zullen in ieder geval moeten aantonen dat de financiële tegoeden van de echtgenoten op het ogenblik van het tweede overlijden nog niet verdeeld waren. Er moet worden aangetoond dat er geen transacties zijn gebeurd die een verdeling van de tegoeden uitmaken. Het gaat hier om het bewijs van een negatief feit (een bewijs van iets dat niet gebeurd is).
Men zal moeten trachten te bewijzen dat er geen vermogensoverdracht is gebeurd door de langstlevende echtgenoot aan de kinderen. Als er wel vermogensoverdrachten zijn gebeurd, zal moeten worden aangetoond wat de oorzaak ervan was (bijvoorbeeld schenking door de langstlevende aan de kinderen).
Concrete gevolgen
Het valt steeds aan te raden om de banktegoeden na het overlijden van de eerste echtgenoot correct te verdelen over de verschillende erfgenamen, en dat in lijn met ieders aandeel in de nalatenschap.
Wanneer er bijvoorbeeld een gemeenschappelijke effectenrekening met een waarde van 100 euro is, blijft de helft van de banktegoeden voor de volle eigendom op naam van de langstlevende echtgenoot, en wordt de andere helft overgemaakt naar een nieuwe rekening met vruchtgebruik voor de langstlevende echtgenoot en blote eigendom voor de kinderen. Op die manier worden de
banktegoeden correct verdeeld, en zal er bij het latere overlijden van de langstlevende echtgenoot enkel erfbelasting geheven worden op zijn eigen tegoeden, en niet op het deel dat aan de kinderen toekomt.
Als de erfgenamen om welke redenen dan ook toch beslissen om niet over te gaan tot verdeling, is het belangrijk om aandacht te hebben voor de bewijslast. Om bij het overlijden van de langstlevende niet geconfronteerd te worden met een gedeeltelijke dubbele belasting, is het belangrijk om inventarissen en rekeninguittreksels goed te bewaren om te kunnen bewijzen dat er nog geen verdeling plaatsvond.
Zeker als er veel tijd verloopt tussen het overlijden van de twee echtgenoten, is het heel belangrijk dat de inventarissen en rekeninguittreksels goed bewaard worden door de erfgenamen. Financiële instellingen bewaren inventarissen en rekeninguittreksels immers maximaal 10 jaar.
Ook wanneer er later andere vermogensoverdrachten gebeurden door de langstlevende naar de kinderen (bijvoorbeeld in het kader van een schenking) is het belangrijk om die overdrachten goed te documenteren.
Tot slot
We hebben het hier enkel over de standaard situatie waarbij echtgenoten niet in een afwijkende regeling hebben voorzien.
Natuurlijk is het echtgenoten steeds toegestaan om bijvoorbeeld via huwelijkscontract of testament een regeling te treffen om de langstlevende maximaal te bevoordelen. Wanneer de banktegoeden op grond van zo’n regeling in volle eigendom aan de langstlevende toekomen, speelt de problematiek van vermenging uiteraard niet, omdat de kinderen bij het eerste overlijden nog geen erfgenaam zijn.
Als u hieromtrent vragen heeft, kan u uiteraard steeds contact opnemen met uw contactpersoon of beheerder, of met onze juridische dienst via het nummer +32 3 241 09 99.
blogpost over Fiscaal-Juridisch